afkondigde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afkondigde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·kon·dig·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afkondigen |
afkondigde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afkondigen
- ... dat ik afkondigde.
- ... dat jij afkondigde.
- ... dat hij, zij, het afkondigde.
- ... dat ik afkondigde.