afficheerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fi·cheer·de

Werkwoord

vervoeging van
afficheren

afficheerde

  1. enkelvoud verleden tijd van afficheren
    • Ik afficheerde. 
    • Jij afficheerde. 
    • Hij, zij, het afficheerde.