afdropen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·dro·pen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afdruipen |
afdropen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afdruipen
- ...dat wij afdropen.
- ...dat jullie afdropen.
- ...dat zij afdropen.
- ...dat wij afdropen.
vervoeging van |
---|
afdruipen |
afdropen