afbeeldt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·beeldt

Werkwoord

vervoeging van
afbeelden

afbeeldt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeelden
    • ... dat jij afbeeldt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeelden
    • ... dat hij afbeeldt.