achteruitschuift

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·uit·schuift

Werkwoord

vervoeging van
achteruitschuiven

achteruitschuift

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteruitschuiven
    • ... dat jij achteruitschuift. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteruitschuiven
    • ... dat hij achteruitschuift.