achtersta

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·sta

Werkwoord

vervoeging van
achterstaan

achtersta

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achterstaan
    • ... dat ik achtersta. 
vervoeging van
achterstaan

achtersta

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van achterstaan
    • ... dat men achtersta.