abstineer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·sti·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
abstineren |
abstineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstineren
- Ik abstineer.
- gebiedende wijs van abstineren
- Abstineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstineren
- Abstineer je?