abstineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·sti·neer

Werkwoord

vervoeging van
abstineren

abstineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstineren
    • Ik abstineer. 
  2. gebiedende wijs van abstineren
    • Abstineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstineren
    • Abstineer je?