aanwakker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·wak·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwakkeren |
aanwakker
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwakkeren
- ... dat ik aanwakker.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanwakker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.