aanvuurde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vuur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvuren |
aanvuurde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanvuren
- ... dat ik aanvuurde.
- ... dat jij aanvuurde.
- ... dat hij, zij, het aanvuurde.
- ... dat ik aanvuurde.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanvuurde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.