aantreft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·treft

Werkwoord

vervoeging van
aantreffen

aantreft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantreffen
    • ... dat jij aantreft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantreffen
    • ... dat hij aantreft. 

Gangbaarheid