aantekent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·te·kent

Werkwoord

vervoeging van
aantekenen

aantekent

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantekenen
    • ... dat jij aantekent. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantekenen
    • ... dat hij aantekent. 

Gangbaarheid