aanteelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·teelt

Werkwoord

vervoeging van
aantelen

aanteelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantelen
    • ... dat jij aanteelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantelen
    • ... dat hij aanteelt. 

Gangbaarheid