Naar inhoud springen

aanscharrelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schar·rel·den

Werkwoord

vervoeging van
aanscharrelen

aanscharrelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanscharrelen
    • ...dat wij aanscharrelden. 
    • ...dat jullie aanscharrelden. 
    • ...dat zij aanscharrelden. 

Gangbaarheid