aanrijg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·rijg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanrijgen |
aanrijg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrijgen
- ... dat ik aanrijg.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanrijg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.