aanrekent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·re·kent
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanrekenen |
aanrekent
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrekenen
- ... dat jij aanrekent.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrekenen
- ... dat hij aanrekent.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanrekent' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.