aankoersten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankoersten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋkurstə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·koers·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankoersen |
aankoersten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aankoersen
- ...dat wij aankoersten.
- ...dat jullie aankoersten.
- ...dat zij aankoersten.
- ...dat wij aankoersten.