aangierde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·gier·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aangieren |
aangierde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aangieren
- ... dat ik aangierde.
- ... dat jij aangierde.
- ... dat hij, zij, het aangierde.
- ... dat ik aangierde.
Gangbaarheid
- Het woord 'aangierde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.