aaneenflanste
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aaneenflanste (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenflɑnstə / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·een·flans·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenflansen |
aaneenflanste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenflansen
- ... dat ik aaneenflanste.
- ... dat jij aaneenflanste.
- ... dat hij, zij, het aaneenflanste.
- ... dat ik aaneenflanste.
Gangbaarheid
- Het woord 'aaneenflanste' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.