Naar inhoud springen

vrijpleitte

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 2 mei 2017 om 20:54 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·pleit·te

Werkwoord

vervoeging van
vrijpleiten

vrijpleitte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vrijpleiten
    • ... dat ik vrijpleitte. 
    • ... dat jij vrijpleitte. 
    • ... dat hij, zij, het vrijpleitte.