Naar inhoud springen

voorviel

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 7 mrt 2016 om 08:59 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • voor·viel
vervoeging van
voorvallen

voorviel

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorvallen
    • ... dat ik voorviel. 
    • ... dat jij voorviel. 
    • ... dat hij, zij, het voorviel. 
  • Het werkwoord komt vrijwel alleen in de derde persoon voor.