Naar inhoud springen

vastspijker

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 6 mrt 2016 om 07:11 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • vast·spij·ker
vervoeging van
vastspijkeren

vastspijker

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastspijkeren
    • ... dat ik vastspijker.