vastbonden
Uiterlijk
- Geluid: vastbonden (hulp, bestand)
- vast·bon·den
vervoeging van |
---|
vastbinden |
vastbonden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vastbinden
- ...dat wij vastbonden.
- ...dat jullie vastbonden.
- ...dat zij vastbonden.
- ...dat wij vastbonden.