scheefgroeide
- scheef·groei·de
vervoeging van |
---|
scheefgroeien |
scheefgroeide
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van scheefgroeien
- ... dat ik scheefgroeide.
- ... dat jij scheefgroeide.
- ... dat hij, zij, het scheefgroeide.
- ... dat ik scheefgroeide.