gebruikmaakten
Uiterlijk
- ge·bruik·maak·ten
vervoeging van |
---|
gebruikmaken |
gebruikmaakten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van gebruikmaken
- ...dat wij gebruikmaakten.
- ...dat jullie gebruikmaakten.
- ...dat zij gebruikmaakten.
- ...dat wij gebruikmaakten.