Naar inhoud springen

bingode

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 12 feb 2016 om 14:51 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • bin·go·de
vervoeging van
bingoën

bingode

  1. enkelvoud verleden tijd van bingoën
    • Ik bingode. 
    • Jij bingode. 
    • Hij, zij, het bingode.