beschenen
Uiterlijk
- be·sche·nen
- vervoeging van beschijnen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (/ɛɪ/ - /e/)
vervoeging van |
---|
beschijnen |
beschenen
- meervoud verleden tijd van beschijnen
- Wij beschenen.
- Jullie beschenen.
- Zij beschenen.
- Wij beschenen.
- voltooid deelwoord van beschijnen