Naar inhoud springen

abêtissez

Uit WikiWoordenboek

Frans

Werkwoord

vervoeging van
abêtir

abêtissez

  1. tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van abêtir
  2. tweede persoon meervoud gebiedende wijs (impératif présent) van abêtir