verzorger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·zor·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verzorgen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzorger | verzorgers |
verkleinwoord | verzorgertje | verzorgertjes |
Zelfstandig naamwoord
de verzorger m
- (beroep) Iemand die voor iets of iemand zorgt die verzorging nodig heeft.
- Op de ouderavond worden ouders en verzorgers uitgenodigd
Verwante begrippen
Hyponiemen
- armenverzorger, armverzorger, bejaardenverzorger, boomverzorger, dierenverzorger, interieurverzorger, voetverzorger, ziekenverzorger
Gangbaarheid
- Het woord verzorger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzorger" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be