staartvin

Nederlands

1. vissenkop, 2. baarddraad, 3. neus, 4. kieuwen met kieuwspleet, 5. borstvin, 6. rugvin/vetvin, 7. staartvin, 8. zijlijn, 9. anaalvin, 10. ?, 11. buikvin/zijvin, 12. staartwortel.
Bek: bovenstandig, eindstandig, onderstandig.

Uitspraak

• Geluid:  staartvin    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• staart·vin

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  staart  en  vin 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	staartvin	staartvinnen
verkleinwoord	staartvinnetje	staartvinnetjes

Zelfstandig naamwoord

de staartvin v / m

1. (zoötomie) een vin aan het uiteinde van een vis of ander dier.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord staartvin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.