Naar inhoud springen

onverschilligheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·schil·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onverschilligheid onverschilligheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de onverschilligheidv

  1. houding waarbij men zich niets aantrekt van omstandigheden en de opvattingen van anderen
    • De jongen was erg slim, maar door zijn onverschilligheid had hij nog steeds geen goede baan. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid