arrêteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·rê·teer

Werkwoord

vervoeging van
arrêteren

arrêteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrêteren
    • Ik arrêteer. 
  2. gebiedende wijs van arrêteren
    • Arrêteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrêteren
    • Arrêteer je? 

Gangbaarheid