annulering
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: annulering (hulp, bestand)
Woordafbreking
- an·nu·le·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van annuleren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | annulering | annuleringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de annulering v
- de keer dat je een afspraak afzegt
- Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft zaterdag in een verklaring laten weten dat de annulering van visa van mensen afkomstig uit zeven moslimlanden ongedaan is gemaakt, meldt persbureau AP. Het inreisverbod zoals president Donald Trump dat vorige week vrijdag in een presidentieel decreet afkondigde, is daarmee nu officieel opgeschort. [2]
- ▸ Luchtvaartmaatschappijen gaan de schade op Schiphol verhalen van annuleringen die ze op verzoek van de luchthaven deden.[3]
Synoniemen
- annulatie, afzegging, aflasting, herroeping, nietigverklaring, tenietdoening, intrekking, ontbinding, afgelasting, opzegging
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de keer dat je een afspraak afzegt
Gangbaarheid
- Het woord annulering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "annulering" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Clara van de Wiel 4 februari 2017
- ↑ Weblink bron “Vliegmaatschappijen leggen claim bij Schiphol om annuleringen” (1 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be