staatsburgers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·bur·gers

Zelfstandig naamwoord

de staatsburgersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord staatsburger
     Nieuwe socialistische wetten gaven deze instanties het recht om ook als de buitenlandreizigers onberispelijke staatsburgers waren naar smokkelgeld te zoeken.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149