ongekozen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·ko·zen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ongekozen
verbogen
partitief ongekozens

Bijvoeglijk naamwoord

ongekozen

  1. van een bestuurder dat hij niet door verkiezingen aan de macht is gekomen
    • May riep vervroegde verkiezingen uit omdat ze een mandaat wilde van de kiezer om de komende Brexit-onderhandelingen met Brussel op haar manier te gaan doen. Ook binnen haar partij en in het parlement zou haar positie sterker worden: van ongekozen premier met een kleine Conservatieve meerderheid, tot gekozen premier met een grote, misschien wel gigantische, meerderheid. [1] 
    • De PVV-leider wil ook af van ,,die laffe eurofielen van D66 die ons land willen opheffen, onze economie en spaarpotten willen uitleveren aan de ongekozen bureaucraten, onze welvaart wegsluizen naar failliete landen als Griekenland en met hun opengrenzenbeleid medeverantwoordelijk zijn voor de import van ontelbare terroristen." [2] 
    • Volgens de leider van de protestbeweging gaan de protesten voorlopig hoe dan ook door. 'Wij hebben ons doel nog niet bereikt. Het ontbinden van het parlement is niet ons belangrijkste doel', zei oud-vicepremier Sethep Thaugsuban. Volgens hem is de beweging niet uit op nieuwe verkiezingen, maar zou een ongekozen volksraad het land moeten besturen. [3] 
    • Van Klaveren zegt in een initiatiefnota af te willen van het gedwongen pensioensparen bij ongekozen bedrijfstakpensioenfondsen. [4] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen