nordlige

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • nord·li·ge

Bijvoeglijk naamwoord

nordlige, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van nordlig

nordlige, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van nordlig


Noors

Woordafbreking
  • nord·li·ge

Bijvoeglijk naamwoord

nordlige, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van nordlig

nordlige, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van nordlig