Naar inhoud springen

mariabiscuits

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ria·bis·cuits
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de mariabiscuitsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mariabiscuit
     Daarna haalden ze een blik mariabiscuits uit de kast en maakten met de koekjes figuren op de eettafel.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 oktober 2023 Weblink bron
    Tjaal Aeckerlin
    “De jaren van Asal Oesoel: Indische Nederlanders in de Japanse tijd” (2006), KIT Publishers, Amsterdam, ISBN 9789068321715, p. 52 kol. 1