kruisers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krui·sers

Zelfstandig naamwoord

de kruisersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kruiser
     Gedurende het dappere maar zinloze verzet brachten ze drie Duitse kruisers en meerdere torpedojagers tot zinken, vooral in het noorden leden de Duitsers zware verliezen.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142