keppeltje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kep·pel·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘schedelkapje’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • Herkomst: Jiddisj [2]

Zelfstandig naamwoord

het keppeltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord keppel

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen