installationer

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • in·stal·la·tio·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel in-
Naar frequentie 58175

Zelfstandig naamwoord

installationer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van installation