indehaveren

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • in·de·ha·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel inde-
Naar frequentie 47302

Zelfstandig naamwoord

indehaveren, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van indehaver