indehavere

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • in·de·ha·ve·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel inde-
Naar frequentie 60442

Zelfstandig naamwoord

indehavere, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van indehaver