hand-op-handcontacten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hand-op-handcontacten (hulp, bestand)
- IPA: / ˌhɑntɔpˈhɑntkonˌtɑktə(n) / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- hand-·op-·hand·con·tac·ten
Woordherkomst en -opbouw
- hand-op-handcontact met uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de hand-op-handcontacten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hand-op-handcontact
- ▸ Op de markt geldt voorts dat hand-op-handcontacten moeten worden voorkomen en dat klanten zoveel mogelijk met de pinpas of de mobiele telefoon betalen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'hand-op-handcontacten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron John Bruinsma“Markt Arnhem draait door, maar wel thuis je bakje kibbeling opeten” (19 maart 2020) op ad.nl