gezinsleden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zins·le·den

Zelfstandig naamwoord

de gezinsledenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gezinslid
     Bekenden van het gezin en omwonenden gingen er het hele weekeinde al van uit dat de slachtoffers van de brand de bewoners zouden zijn. In een kapel van de Protestantse Gemeente Duiven ligt sinds zondag een gedenkboek. Op de Facebookpagina's van de gezinsleden zijn veel berichten geplaatst.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2023 Weblink bron “Woningbrand in Duiven ontstaan na gezinsmoord” (Maandag 27 januari 2020, 15:59), NOS