fonologen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·no·lo·gen

Zelfstandig naamwoord

de fonologen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fonoloog
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=fonologen&oldid=3287254"