evangeliske

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • evan·ge·lis·ke

Bijvoeglijk naamwoord

evangeliske, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van evangelisk

evangeliske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van evangelisk


Noors

Woordafbreking
  • evan·ge·lis·ke
Naar frequentie > 50000

Bijvoeglijk naamwoord

evangeliske, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van evangelisk

evangeliske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van evangelisk


Nynorsk

Woordafbreking
  • evan·ge·lis·ke

Bijvoeglijk naamwoord

evangeliske, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van evangelisk

evangeliske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van evangelisk