desoriënteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·ori·en·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
desoriënteren

desoriënteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van desoriënteren
    • Ik desoriënteerde. 
    • Jij desoriënteerde. 
    • Hij, zij, het desoriënteerde.