buitenstaanders
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bui·ten·staan·ders
Zelfstandig naamwoord
de buitenstaanders mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord buitenstaander
- ▸ Het toeval wilde dat er geen buitenstaanders waren ingestapt.[1]
de buitenstaanders mv