boterschalen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ter·scha·len
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de boterschalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boterschaal
     In 'n lange, wijdopen schuur àchter het huis worden planken op schragen gelegd en volgedragen — met gesneden stoete, boterschalen, ketels vol koffie.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2022 Weblink bron
    Koopmans, Marie
    “Mooi-Mienken en 'n smokkelkönnig” (1936), Thieme, Zutphen, p. 237