boerenperziken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ren·per·zi·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de boerenperzikenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boerenperzik
     Men neme zaad van de in het Zuiden des lands alom voorkomen de kleine boerenperziken, bekend als pierken, purken, porsen of rauwkousen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 27 februari 2024 Weblink bron
    J. Rietsema
    “Derde beschrijvende rassenlijst voor fruit”, 3e druk (1937), Nederlandsche Algemeene Keuringsdienst (N.A.K.), Wageningen, p. 10 kol. 1