boerenfluitje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ren·fluit·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het boerenfluitjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boerenfluit
     De zuilen hebben gezamenlijk in de bus geblazen ter ere van de tweemiljoenste televisiebezitter. Het blazen geschiedde met een boerenfluitje.[1]
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 december 2023 Weblink bron Korte recensie in: Algemeen Handelsblad op Wikipedia, jrg. 138 nr. 44874 (12 augustus 1965), P. den Hengst en Zoon, Amsterdam, p. 2 kol. 2